Herken je dit? Je hebt een presentatie gegeven die goed ging, je krijgt een compliment van je collega… en toch denk je: ze hebben het mis, straks komen ze erachter dat ik dit helemaal niet kan.
Dat stemmetje dat fluistert dat je eigenlijk niet goed genoeg bent? Grote kans dat je te maken hebt met het Imposter-syndroom. En: je bent niet de enige. Naar schatting heeft zo’n 70% van de mensen hier weleens last van.
In deze blog lees je wat het precies is, waar het vandaan komt en – vooral – wat je kunt doen om je niet langer een bedrieger te voelen in je eigen leven.

Wat is het Imposter-syndroom?
Mensen met het Imposter-syndroom hebben het gevoel dat ze hun successen niet écht verdiend hebben. Alsof ze alles te danken hebben aan geluk, timing of misleiding – en niet aan hun eigen kwaliteiten. Ze zijn bang dat anderen op een dag ontdekken dat ze eigenlijk helemaal niet zo competent zijn als ze lijken. Terwijl er vaak genoeg bewijs is dat ze het wel degelijk goed doen.
Herkenbare signalen:
- Je bent (te) perfectionistisch en nooit écht tevreden over je werk.
- Je schrijft succes toe aan geluk, maar fouten aan jezelf.
- Je hebt moeite met het ontvangen van complimenten.
- Je bent bang ‘door de mand te vallen’, ook al doe je het goed.
Hoewel je misschien denkt dat het Imposter-syndroom vooral bij studenten en starters op de arbeidsmarkt voorkomt, is dat niet zo. Uit onderzoek blijkt dat het Imposter-syndroom niet alleen voorkomt bij mensen die net beginnen, maar ook verrassend vaak bij mensen met veel ervaring en succes. Ze voelen zich ondanks hun prestaties nog steeds onzeker – en zijn bang dat ze vroeg of laat ‘door de mand vallen’.
Hoe ontstaat het Imposter-syndroom?
Het Imposter-syndroom ontstaat vaak niet zomaar. Het komt meestal voort uit een mix van persoonlijke ervaringen, sociale invloeden en bredere maatschappelijke patronen. Hieronder lichten we vier veelvoorkomende oorzaken uit.
1. De manier waarop je bent opgevoed
Kreeg je als kind vaak te horen dat het beter moest? Of werd je juist overladen met complimenten zonder dat je begreep waarom? Beide situaties kunnen zorgen voor een wankel gevoel van eigenwaarde. Je leert dan minder goed om zelf in te schatten wat je kunt en waar je grenzen liggen – en dat maakt je later kwetsbaarder voor twijfels over je capaciteiten.
2. Een prestatiegerichte omgeving
Werk of studeer je in een cultuur waarin alles draait om presteren, uitblinken en het halen van doelen? Dan kan het voelen alsof je continu moet bewijzen dat je erbij hoort. Fouten maken lijkt geen optie – en dat maakt de druk om te voldoen aan hoge verwachtingen nog groter.
3. Vergelijken met anderen
Op sociale media zie je vooral het eindresultaat van andermans inspanningen: diploma’s, successen, promoties. Je ziet zelden het harde werk, de twijfels of de mislukkingen. Hierdoor ontstaat al snel het idee dat jij de enige bent die zich onzeker voelt – terwijl dat niet zo is.
4. Je anders voelen dan de meerderheid
Als je in een bepaalde omgeving tot een minderheid behoort (bijvoorbeeld qua geslacht, afkomst of opleidingsniveau), kun je sneller het gevoel hebben dat je je moet bewijzen. Dat gevoel van “ik hoor hier eigenlijk niet thuis” voedt het idee dat je elk moment door de mand kunt vallen – zelfs als je het goed doet.

Wat zijn de gevolgen van het Imposter-syndroom?
Het Imposter-syndroom is niet zomaar een twijfelachtig stemmetje op de achtergrond. Het kan een flinke impact hebben op je dagelijks leven, je werkplezier en zelfs je gezondheid.
Je kunt bijvoorbeeld:
- Moeite hebben om kansen aan te grijpen, uit angst dat je ze niet waar kunt maken.
- Jezelf klein houden en sneller ‘nee’ zeggen tegen een promotie of opleiding.
- Werk of creatieve projecten eindeloos uitstellen omdat het ‘nog niet goed genoeg’ is.
- Continu overpresteren en harder werken dan nodig is, om maar te voorkomen dat iemand ontdekt dat je eigenlijk ‘niets kunt’.
- Zoveel druk voelen dat je risico loopt op een burn-out.
Het kan ook mentaal en emotioneel veel van je vragen. Denk aan:
- Chronische stress – omdat je voortdurend het gevoel hebt te moeten bewijzen dat je erbij hoort.
- Angstklachten – zoals piekeren, faalangst of angst om fouten te maken.
- Somberheid of depressieve gevoelens – doordat je steeds het gevoel hebt dat je tekortschiet.
Veelvoorkomende symptomen van het Imposter-syndroom:
- Twijfelen aan je eigen kunnen, ondanks bewijs van succes.
- Gevoelens van schaamte of schuld na een compliment of prestatie.
- Perfectionisme en faalangst.
- Angst om fouten te maken of door de mand te vallen.
- Een constante innerlijke criticus die je prestaties ondermijnt.
- Problemen met grenzen stellen of nee zeggen uit angst om ‘door de mand te vallen’.
Deze symptomen kunnen heel verlammend werken. Daarom is het zo belangrijk om het te herkennen – en er iets mee te doen.

6 tips om met het Imposter-syndroom om te gaan
Goed nieuws: je bént geen bedrieger. En je hoeft je ook niet langer zo te voelen. Met deze praktische tips kun je stap voor stap loskomen van dat knagende gevoel van twijfel.
1. Sta stil bij je successen
Veel mensen met het Imposter-syndroom zijn geneigd om successen weg te wuiven. Juist daarom is het belangrijk om bewust stil te staan bij wat er wél goed gaat. Houd bijvoorbeeld een succesdagboek bij waarin je dagelijks kleine en grote overwinningen opschrijft – van een afgeronde taak tot een mooi compliment. Door het op te schrijven en te benoemen, versterk je het gevoel dat je prestaties er echt mogen zijn.
Vier deze momenten ook bewust. Wacht niet op een groot eindresultaat om trots te mogen zijn. Ook een stap buiten je comfortzone, een goed gesprek of het afronden van iets lastigs verdient erkenning. Zo bouw je stukje bij beetje aan zelfvertrouwen.
2. Praat erover
Het kan spannend zijn om je onzekerheden uit te spreken, maar juist door het te benoemen, doorbreek je de stilte. Zodra je je gevoelens deelt, zul je merken: je bent niet de enige. Veel mensen – zelfs degenen die zelfverzekerd lijken – worstelen met dezelfde twijfels.
Praat erover met iemand die je vertrouwt, zoals een vriend(in), collega of coach. Door er woorden aan te geven, ontstaat vaak ruimte en lucht. Je hoeft het niet direct op te lossen – soms is het genoeg om samen even stil te staan bij wat je voelt. Delen relativeert én verbindt.
3. Herken je gedachten – en daag ze uit
Let eens goed op je innerlijke stem. Vaak draaien imposter-gedachten om dezelfde patronen: ik had gewoon geluk, dit kan iedereen, of straks zien ze dat ik het eigenlijk niet kan. Door deze gedachten te herkennen als automatische, maar niet per se ware gedachten, kun je er meer afstand van nemen.
Probeer die negatieve overtuigingen bewust te vervangen. Zeg bijvoorbeeld tegen jezelf: ik heb hier hard voor gewerkt of ik mag trots zijn op wat ik heb bereikt. Zet je zwart-wit denken om in een genuanceerder en vriendelijker perspectief.
Het kan helpen om deze nieuwe gedachten ook echt op te schrijven. Zo maak je ze concreter en geef je ze meer gewicht dan dat ene kritische stemmetje in je hoofd.

4. Reflecteer regelmatig op jezelf
Sta af en toe bewust stil bij hoe het écht met je gaat. Niet vanuit kritiek, maar vanuit nieuwsgierigheid: wat ging goed? Wat voelde moeilijk? En hoe praat je eigenlijk tegen jezelf in die momenten?
Je kunt dit doen door bijvoorbeeld een dagboek bij te houden of regelmatig een reflectievraag te beantwoorden, zoals: Waar ben ik vandaag trots op? of Wat zou ik tegen een vriend(in) zeggen die dit meemaakt?
Reflecteren helpt je om bewuster naar jezelf te kijken en je gedachten te ordenen. Het maakt ook patronen zichtbaar – zoals negatieve overtuigingen – die je anders misschien automatisch blijft volgen.

5. Wees mild voor jezelf
Stel jezelf de vraag: wat zou ik zeggen tegen een goede vriendin die zich zo voelt? Grote kans dat je begripvol en steunend zou reageren. Probeer datzelfde toe te passen op jezelf. Zelfcompassie helpt je om vriendelijker te kijken naar je twijfels – en ze met meer rust te benaderen.
Mild zijn voor jezelf betekent niet dat je geen verantwoordelijkheid neemt of jezelf ‘te makkelijk’ maakt. Het betekent dat je erkent dat je een mens bent – met kwaliteiten én kwetsbaarheden. Dat je leert om ruimte te geven aan fouten, onzekerheden en imperfectie, zonder jezelf daarvoor af te straffen.
Gun jezelf een innerlijke stem die opbouwt in plaats van afbreekt. Een stem die zegt: “Het is oké dat ik twijfel, dat maakt me niet minder waardevol.”
6. Stel realistische verwachtingen
Perfectionisme is vaak een valkuil voor mensen met het Imposter-syndroom. Wanneer je verwachtingen onrealistisch hoog zijn, is de kans groot dat je jezelf blijft teleurstellen – ook als je het eigenlijk goed doet. Sta eens stil bij wat ‘goed genoeg’ is. Wat zou een redelijke standaard zijn als je kijkt naar je collega’s of vrienden? Door vaker te kiezen voor haalbare doelen in plaats van onmogelijke standaarden, geef je jezelf meer ruimte om te groeien – en om tevreden te zijn.
Stel jezelf de vraag: wat zou ik zeggen tegen een goede vriendin die zich zo voelt? Grote kans dat je begripvol en steunend zou reageren. Probeer datzelfde toe te passen op jezelf. Zelfcompassie helpt je om vriendelijker te kijken naar je twijfels – en ze met meer rust te benaderen.
Wanneer is het goed om hulp te zoeken?
Soms kun je met praktische tips en zelfinzicht al veel bereiken. Maar het Imposter-syndroom kan ook hardnekkig zijn. Wanneer het gevoel diepgeworteld is, en je merkt dat het je dagelijks functioneren beïnvloedt, is het verstandig om hulp in te schakelen.
Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin:
- Je voortdurend gespannen bent of slecht slaapt.
- Je jezelf steeds kleiner maakt en je stem niet durft te laten horen.
- Je belangrijke kansen laat schieten uit angst dat je ze niet verdient.
- Je sombere of angstige gevoelens toenemen.
- Je je sociaal begint terug te trekken of je schaamt voor je twijfels.
In zulke gevallen kan het heel helpend zijn om te praten met een psycholoog of coach die ervaring heeft met thema’s als perfectionisme, faalangst of zelfbeeld. Samen kun je patronen doorbreken, mildheid ontwikkelen en nieuwe overtuigingen opbouwen.
Je hoeft het niet alleen te doen. Hulp zoeken is geen teken van zwakte – het is een moedige stap richting groei.

Tot slot
Je hoeft niet perfect te zijn om waardevol te zijn.
Het Imposter-syndroom laat je geloven dat je niet genoeg bent – terwijl je juist alles al in je hebt. Hoe meer je leert om je gedachten te herkennen en ruimte te geven aan mildheid, hoe sterker je wordt in het herkennen van je eigen waarde.
We hopen dat je in deze blog nieuwe inzichten hebt opgedaan die je verder helpen. Misschien heeft het je aan het denken gezet, of juist een gevoel van herkenning gegeven.
Wat je ook meeneemt uit dit artikel: weet dat je niet alleen bent. En dat het helemaal oké is om af en toe te twijfelen – zolang je jezelf maar niet uit het oog verliest.